
Ik zie mijzelf als een Veluws Vrouwtje. Oké, om eerlijk te zijn stond mijn wieg niet op de Veluwe. Ik ben namelijk een echte Blauwvinger. Een wattes? Een Blauwvingah, iemand die in Zwolle geboren is. Mijn mams heeft mij een tikkeltje te noordelijk op de wereld gezet om écht een Veluwse te zijn, maar toch voel ik mij wel een Veluws Vrouwtje. Ik ben namelijk opgegroeid op ‘t Harde. Jeweetwel, dat dorpje waar je nog nooit van gehoord hebt, totdat je voor het eerst bepakt, bezakt en bezopen met de trein naar Lowlands gaat en uitstapt op station ‘t Harde. Of misschien gaat er ergens een belletje rinkelen omdat er een vrij grote kazerne gevestigd is. Of heb je ooit een kopje koffie gedronken bij het AC. Als ik het zo bekijk zou het eigenlijk heel raar zijn als je het niet kent.

Goed. Daar dus. Op de Veluwe. Aan het eind van onze straat lag een bos. En niet een bos met tien aangeplante bomen, maar echt een bós. Met een groot veld vol heide, een schattig oud huisje aan het eind van een lange oprijlaan en een grasveld waar wij vroeger oefenden voor het slagbaltoernooi – om vervolgens (bijna) altijd te winnen! Toen ik 17 was liet ik de Veluwe voor het eerst achter mij. Ik vloog uit naar De Grote Stad. Ik was ingeloot voor de School voor Journalistiek in Utrecht en ging op kamers. Korte samenvatting: niet zo’n groot succes. Om mijn eenzaamheid tegen te gaan nam ik Tinus mee – een belachelijk hyperactieve rode kater. Overdag sliep hij, ‘s nachts vond hij een goed idee om over mijn hoofd te rennen en mijn tenen als speeltje te gebruiken. Na een maand kwamen we tot de conclusie dat Tinus en ik uit elkaar moesten gaan. Hij ging terug naar papa en mama. Nog een dingetje: op kamers wonen met een 28-jarige knuppel die de hele dag stoned was en nog nooit een vaatdoek in zijn handen had gehad bleek ook niet echt te werken. Ik ging Tinus achterna, terug naar Hotel Mama. Op mijn 19de deed ik een tweede poging en die pakte beter uit. Ik leerde mensen kennen in Utrecht, werd verliefd en vond mijn draai.

Na mijn opleiding ging ik aan de slag als vormgever bij het AD in Rotterdam. Bijna elke dag zat ik om 14.00 uur in de trein naar Rotterdam, om rond 23.00 uur weer terug te keren naar Utrecht. Een treinreis die goed te doen was, maar om verschillende redenen vertrok ik na een paar jaar toch naar Rotterdam. Een stad waarvan ik altijd gezegd had dat ik er nóóit dood gevonden wilde worden. Ik maakte mezelf en mensen om mij heen duidelijk ‘dat ik het even aankeek, wie weet was ik er over een jaar weer weg’. Voor je het doorhebt plof je bijna vier jaar later nog steeds elke avond neer op je bank in Blijdorp. Ik woonde er met plezier, maar de stem van het Veluwse Vrouwtje begon steeds harder te klinken. Ze miste de geur van een naaldbos, de kleur van de bomen in de herfst, het licht dat door de bladeren schijnt, de bloeiende heide. Gelukkig deelde mijn lief deze gevoelens met haar. We waren klaar met de stad en begonnen een zoektocht naar een nieuw plekje.

Maar… WAAR gingen we heen? We begonnen met het opstellen van een paar criteria. A. we moesten binnen 40 minuten op Utrecht CS kunnen staan, B. ons nieuwe paleis moest op loopafstand van het bos zijn en C. er moest een treinstation op fietsafstand zijn. Na een lange zoektocht zagen we twee leuke nieuwbouwprojecten – eentje in Ede en eentje in Wageningen. Wageningen had vooraf onze voorkeur. Schattige stad, veel verschillende culturen, genoeg leuke activiteiten. We reden naar het nieuwproject, gewoon, om sfeer te proeven. We besloten een korte detour te nemen langs Ede, we waren immers toch in de buurt en die nieuwbouwhuizen op het ENKA-terrein zagen er best wel schattig uit. Maar… Ede? Ede kende ik alleen van klasgenootjes die na de havo daar gingen studeren. Toen we het terrein op reden hoefden we niet veel te zeggen. We wisten van elkaar dat we verkocht waren. Aan de ene kant van de wijk ligt station Ede-Wageningen (A & C. check – binnen 25 minuten op Utrecht CS én treinstation op LOOPafstand), aan de andere kant loop je zo de Veluwe op (B. check). Het Veluwse Vrouwtje in mij kon niet stoppen met juichen. Dit was precies wat wij zochten.
En zo geschiedde. We moesten wat obstakels overwinnen, maar op dit moment zijn wij eigenaar van een prachtig huisje op een prachtige locatie in het prachtige Ede. We moeten nog even rustig wachten tot de bouw klaar is, maar sinds juli wonen wij al in Ede. En dus is het bos weer heerlijk dichtbij. Het Veluwse Vrouwtje doet een vreugdedansje.

Ahh wat leuk om te lezen!! Ik ben gek op blogs haha en vind het zo jammer dat bloggen een langzame dood aan het sterven is. Dus extra leuk dat jij de jouwe weer oppikt!
Ik snap je behoefte aan natuur heel goed! Dat vind ik ook fijn aan Den Bosch (waar ik nu dus woon) – het is klein en je fietst zo naar het bos of loopt zo de polder in. De stad zou ik toch wel missen hoor!
Maar wat tof dat jullie je droomhuis hebben gevonden 😀
Jaaa, ik eigenlijk ook! Het is én leuk om te schrijven én leuk om te lezen. Ik hoop dat ik het voorlopig volhoud haha 😁
Den Bosch lijkt me ook een ideale mix ja! Sowieso een leuke stad, en niet te ver weg zijn onwijs mooie duinen 💕 Vind je het niet jammer dat je zo ver van Nunspeet af woont? Of gaat dat wel prima?
Zo fijn dat je daar je thuis teruggevonden hebt Mariek!
En hoera voor dat je weer blogt 😀
Jaaa, leuk om weer lekker ouderwets te bloggen! 😁